In een arrest van 6 oktober 2021 sprak het Hof van Justitie zich in een gegeven context over die kwestie uit.
Wat is de toepasselijke Europese regelgeving?
Hoewel thans richtlijn 2009/24/EG toepasselijk is in deze materie, diende het Hof op de voorliggende zaak de voorgaande richtlijn 91/250/EEG toe te passen. De relevante Belgische omzettingswetgeving wordt eveneens vermeld in het begin van het arrest.
Aangezien richtlijn 2009/24/EG voor de hier besproken kwestie dezelfde regeling bevat als richtlijn 91/250/EEG, is het arrest van het Hof van Justitie ook interessant onder het nieuwe regime.
Wat waren de feiten van het geval die aanleiding gaven tot de prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie?
Selor had sinds lang een licentie voor het gebruik van toepassingen ontwikkeld door Top Systems.
Selor werd echter geconfronteerd met operationele problemen in bepaalde toepassingen en is daardoor overgegaan tot decompilatie met het oog op de verbetering van fouten zodat de software voor het beoogde doel gebruikt kon worden.
Top Systems was van oordeel dat dit in strijd met haar exclusieve rechten gebeurde.
Uitzonderingen op exclusieve rechten en decompilatie
Artikel 5, lid 1 van richtlijn 91/250 staat uitzonderingen op de exclusieve rechten (reproductie van de code en vertaling van de codevorm) toe wanneer de handelingen noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren, tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is.
De handeling van decompilatie (artikel 6 richtlijn 91/250) beoogt de reconstructie van de broncode van een programma op basis van de doelcode.
In artikel 6 van de richtlijn, dat ook verwijst naar de exclusieve rechten, wordt die handeling gebonden aan het doel van het verzekeren van de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd programma.
De artikelen 5 en 6 vermelden dus andere doelstellingen.
Het Hof van Justitie oordeelde echter dat nergens uit afgeleid kan worden dat de Uniewetgever via artikel 6 de handeling van decompilatie zou willen beperken tot de enkele compatibiliteitsdoelstelling.
Anders oordelen zou de rechten in artikel 5 ook het nuttig effect kunnen ontnemen. De decompilatie kan immers noodzakelijk zijn met het oog op het verbeteren van fouten.
Wat zijn de voorwaarden waaraan de decompilatie voor het verbeteren van fouten (artikel 5 van de Richtlijn) dient te voldoen?
De handeling dient volgens het Hof op zich niet te beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel 6 maar artikel 5 bevat ook een aantal voorwaarden.
Zo moet de decompilatie noodzakelijk zijn om het programma volgens het doel te kunnen gebruiken. Meer concreet wordt verwezen naar het verbeteren van fouten. Van die doelstelling van de decompilatie mag dus niet worden afgeweken.
Ook dient een eventuele overeenkomst met de auteursrechthebbende in acht genomen te worden.
Het is duidelijk dat bepaalde termen in deze context geïnterpreteerd zullen moeten worden. Ook kan de overeenkomst met de auteursrechthebbende problemen opleveren zo bepaalde rechten ten onrechte volledig worden uitgesloten.
Ons advies:
Voorgaande overwegingen maken duidelijk dat, hoewel de handeling van decompilatie in bepaalde gevallen toegestaan is, het niet altijd eenvoudig zal zijn om te beoordelen of men daartoe in een concreet geval mag overgaan.
Omgekeerd mogen bepaalde rechten niet volledig bij overeenkomst uitgesloten worden.
De nood tot interpretatie van een aantal termen in de toepassingsvoorwaarden benadrukt het belang van de verschillende nuances die in elk concreet geval beoordeeld moeten worden.
Zo men twijfels heeft bij het overgaan tot een decompilatie, dan wel men een overeenkomst daaromtrent wil afsluiten, kan met zich dus best zo uitgebreid mogelijk laten beraden om inbreuken op intellectuele rechten te vermijden.