Op 29 mei 2017 werd bij het Hof van Justitie van de Europese Unie het gedinginleidend stuk in de zaak LEVOLA C-310/17 neergelegd.
Bij arrest van 23 mei 2017 formuleerde het Nederlandse Gerechtshof van Arnhem-Leeuwarden (verder G.A.L.) immers verschillende prejudiciële vragen, dit inzake een dossier waarin Levola Hengelo B.V. haar auteursrechten geschonden acht door Smilde Foods B.V.
Die laatste heeft een product op de markt gebracht, genaamd “Witte Wievenkaas”, dat qua smaak een reproductie van Levola’s “Heks’nkaas” zou uitmaken.
Ter ondersteuning van haar standpunt dat een smaak op zich auteursrechtelijk beschermd kan worden, baseert Levola zich op een arrest uit 2006 van de Nederlandse Hoge Raad (Lancôme v Kecofa).
Het G.A.L. hernam uit dat arrest Lancôme de overwegingen dat een geur op zich niet vereenzelvigd kan worden met de stof of stoffen die de geur teweeg brengen “en waaruit, wanneer het mengsel is blootgesteld aan de open lucht, de gasvormige stoffen vrijkomen die met het reukorgaan kunnen worden waargenomen.”
Verwijzend naar dat arrest Lancome vervolgde het G.A.L. dat het volgens de nationale Auteurswet “voor de vraag of een geur in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming beslissend is of het daarbij gaat om een voortbrengsel dat vatbaar is voor menselijke waarneming en of het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.”
Kan die rechtspraak naar analogie toegepast worden op de smaak van een voedingsproduct?
In tegenstelling tot de Nederlandse Hoge Raad, oordeelde het Franse Hof van Cassatie immers dat een parfum niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, zulks aangezien parfumeurs eerder ambachtsmannen dan artiesten zijn. In een recent arrest dd. 10 december 2013 sloot het Franse Hof van Cassatie de mogelijkheid van auteursrechtelijke bescherming van een geur stellig uit.
Komt een smaak op zich in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming?
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verwijst voor de relevante regelgeving op internationaal vlak naar de artikelen 9, lid 1 en 2 van de Berner Conventie volgens dewelke de auteurs van ‘werken van letterkunde en kunst’ het exclusieve recht hebben om toe te stemmen tot de reproductie ervan. Voormelde term ‘werken van letterkunde en kunst’ omvat volgens artikel 2 “alle voortbrengselen op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, welke ook de wijze of de vorm van uitdrukking zij, zoals boeken, brochures en andere geschriften”.
Op gemeenschapsrechtelijk vlak verwijst het Gerechtshof naar de richtlijn 2001/29/EG die in artikel 2 het reproductierecht van auteurs met betrekking tot hun ‘werken’ voorziet.
Het begrip ‘werk’ wordt in voormelde richtlijn niet verder omschreven zodat het G.A.L. het Hof van Justitie gevat heeft om het te interpreteren.
Zo ja, onder welke voorwaarden of mits het vervullen van welke modaliteiten?
Het G.A.L. verwijst dienaangaande naar het arrest Infopaq I van het Hof van Justitie dat in overweging 37 stelt dat “het auteursrecht in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 slechts kan gelden met betrekking tot het materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan”.
Het G.A.L. stelt verder op basis van aangehaalde rechtspraak van het Hof van Justitie dat “of en in hoeverre in een voorliggend geval zodanige creatieve keuzen zijn gemaakt, is mede afhankelijk van de aard van het werk (…) Dit heeft uit de aard der zaken gevolgen voor de omvang van de stelplicht.”.
In een artikel van P. VAN GEMERT en L. VAN HUIZEN kan gelezen worden dat Levola er in januari 2015 voor de Rechtbank ‘s-Gravenhage in sloeg om in het kader van een eenzijdige procedure, een beslag te verkrijgen op documenten betreffende een concurrerend product. De rechtbank uitte daarbij als een eerste standpunt “dat smaak ook onder auteursrechtelijke bescherming kon vallen en (de smaak) van Heks’nkaas aan de nodige voorwaarden zou voldoen”. De rechter stond het beslag toe na het vergelijken van de smaken van de producten. Een inbreuk werd voldoende aannemelijk geacht en de smaak van de twee producten voldoende gelijkaardig.
Daar waar de hiervoor vermelde zaak eerder bewarende maatregelen betrof, oordeelde de rechtbank van Gelderland bij vonnis van 10 juni 2015 dat het bewijs van de inbreuk op het vermeende auteursrecht een definitie vergt van de auteursrechtelijk beschermde elementen of combinatie van elementen van de smaak. Die zouden dan kunnen leiden tot “het eigen, oorspronkelijke karakter en de persoonlijke stempel”, waardoor de smaak voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking zou kunnen komen.
Voorgaande overwegingen raken aan de vraag welk(e) smaakgegeven(s) voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt(en). Gaat het om de smaak op zich en/of omschrijving van de receptuur en/of de elementen die de smaak tot stand brengen?
Zo het Hof van Justitie zou oordelen dat er voor enige bescherming sprake dient te zijn van een receptomschrijving, zal dit uiteraard ook gevolgen hebben voor derden die daar kennis van kunnen nemen en zo een auteursrechtelijke inbreuk kunnen voorkomen.
Ons advies:
Het gebrek aan definitie van het begrip “werk” vermeld in artikel 2, sub a van de richtlijn 2001/29 veroorzaakt vele vragen en discussies omtrent het al dan niet mogelijks auteursrechtelijk beschermd zijn van diverse gegevens die als persoonlijke creaties bestempeld zouden kunnen worden, zo bijvoorbeeld een smaak.
Bij gebreke aan enig duidelijk precedent is het tot nu toe onzeker of men bij een smaak te maken heeft met een auteursrechtelijk beschermd gegeven. Zo zulks het geval zou zijn, kan er sprake zijn van potentiële inbreuken daarop.
Het is dus raadzaam voor alle actoren in de voedingssector om de rechtspraak van het Hof van Justitie in de zaak LEVOLA C-310/17 stipt verder op te volgen en verder advies in te winnen omtrent eventueel te ondernemen acties om eventuele inbreuken te verhelpen of voorkomen.